VVAZ
Intermedis

Klik hier voor
onze diensten

Intermedis A & A

Bovemij komt niet weg met beroep op verjaring

Geplaatst op: 04-07-2018, 15:42:29

Een beroep op verjaring van Bovemij in een zaak over een woonlastenverzekering krijgt geen steun van Kifid. Na de Geschillencommissie bepaalt nu ook de Commissie van Beroep dat de verjaringstermijn pas ingaat als de uitkering opeisbaar is. Dit is pas na afloop van de eigenrisicoperiode. Na drie jaar verjaart bovendien niet de aanspraak op het verzekerd risico, arbeidsongeschiktheid, zoals Bovemij betoogt. Elk maandtermijn moet gezien worden als een op zichzelf staande vordering, aldus Kifid.

Het conflict tussen Bovemij en een klant met een woonlastenverzekering ontstaat nadat een vrouw ruim vijf jaar na ziekmelding bij haar werkgever bij de verzekeraar aangeeft dat ze arbeidsongeschikt is. Ze heeft een neurologische aandoening en kan daardoor niet werken. Eerst was ze gedeeltelijk arbeidsongeschikt (35,89%). Later is dit bijgesteld naar 100%.

Afwijzing

Ze meldt dit op 27 mei 2016 bij Bovemij, die het formulier op 3 juni ontvangt. Op het meldingsformulier geeft ze aan dat ze zich op 25 januari 2011 heeft ziekgemeld bij haar werkgever. De verzekeraar wijst het verzoek tot uitkering af. Bovemij beroept zich daarbij op verjaring. Volgens de verzekeraar gaat de verjaringstermijn van 3 jaar in zodra de verzekerde bekend is geworden met de opeisbaarheid van de vordering. Dat was, aldus Bovemij, op het moment dat het verzekerd risico zich heeft verwezenlijkt, op 25 januari 2011.

Opeisbaarheid

Daar was de Geschillencommissie het begin dit jaar niet mee eens. De Commissie van Beroep van Kifid bevestigt nu die uitspraak. De verjaring gaat pas lopen wanneer de uitkering opeisbaar is. In dit geval was dat na een eigenrisicoperiode van 2 jaar, op 25 januari 2013.

Maar ook dat is voor 3 juni 2013, zegt Bovemij. “De aanspraak van belanghebbende op verzekeraar kan niet worden opgeknipt in meerdere, maandelijks opeisbare vorderingen maar moet worden beschouwd als één rechtsvordering tegen verzekeraar tot het doen van een uitkering”, beargumenteert de verzekeraar. Oftewel: de hele aanspraak is sowieso verjaard.

Op zichzelf staande vorderingen

Dat argument veegt Kifid van tafel. “Met de Geschillencommissie is de Commissie van Beroep van oordeel dat de door verzekeraar onder de verzekering in maandtermijnen verschuldigde uitkering – in elk geval voor de toepassing van de wettelijke regels over verjaring – moet worden gezien als een reeks op zichzelf staande vorderingen, waarvan er maandelijks één opeisbaar wordt en vervolgens, behoudens voldoening of stuiting, drie jaar nadien verjaart”, aldus de uitspraak. “Er is weliswaar sprake van één verzekerd risico, te weten de arbeidsongeschiktheid van belanghebbende, maar voor de verschuldigdheid van iedere maantermijn is de voortdurende arbeidsongeschiktheid een voorwaarde.”

Terugwerkende kracht

De Commissie van Beroep handhaaft daarom het oordeel van de Geschillencommissie. Bovemij moet de vrouw het verzekerde termijnbedrag van € 332 met terugwerkende kracht voor alle maanden vanaf 3 juni 2013 betalen, zolang de arbeidsongeschiktheid duurt tot maximaal de einddatum van de polis. De periode tussen 25 januari 2013 en 3 juni 2013 is wel verjaard.

Bovemij betoogt bij de Commissie van Beroep nog dat de vrouw helemaal geen aanspraak maakte op vergoeding met terugwerkende kracht. Ze heeft op het Kifid-klachtformulier te kennen gegeven dat ze van Bovemij wil ontvangen waar zij recht op heeft. Daar voegde ze aan toe: “Ik hoef geen betaling met terugwerkende kracht te krijgen, maar wat ik maandelijks van hun moeten ontvangen”.

Geen afstand van recht

Maar volgens Kifid is dit geen op afstand van recht gerichte verklaring. De Commissie van Beroep verwerpt het bezwaar van de verzekering. De vrouw heeft bij de mondelinge behandeling namelijk verklaard dat ze “al hetgeen vordert waarop zij recht heeft uit hoofde van de onderhavige verzekering en dat niet is verjaard”.

Bron: bijdrage van Paul de Kuyper van 4 juli 2018 op www.amweb.nl 

Vorige pagina